Toen omstreeks 5300 voor Christus de eerste boeren in Limburg verschenen, hadden ze Nederland bijna voor zichzelf alleen. De jager-verzamelaars woonden langs meren, beken en rivieren in het binnenland en in het natte kustgebied. Daar was veel jachtwild, vis en ander voedsel te vinden. De jagers bleven dan ook lang trouw aan hun manier van leven. Ze leerden van de boeren in het zuiden wel akkers bebouwen en vee houden. Graan en vlees van het vee waren een nuttige aanvulling op het menu van de jagers. Bijna 3000 jaar lang bleven de kustbewoners half jager, half boer.
De bewoners van het natte westen van Nederland leefden behalve van de jacht ook van de visvangst. (Tekening: Kelvin Wilson)